Historische grond
Al sinds het begin van de gouden eeuw was dit het deel van Amsterdam, waar de scheepsbouw plaats vond. De grote werven van de Admiraliteit en de VOC vestigden zich op de Oostelijke Eilanden Kattenburg en Oostenburg. De reders zaten op Wittenburg en de kleinere werven begonnen aan de rand van de oude stad langs Rapenburg en de Nieuwe vaart. De handel was “booming” en door immigratie breidde de stad zich razend snel uit. Reeds in 1663 werden de verdedigingswerken, bij de 4e uitleg van Amsterdam, voorbij de scheepswerven gelegd. Een paar honderd meter verderop vindt je nog een overblijfsel uit die tijd; de Muiderpoort. Vijftig jaar geleden waren nog drie werven over. Nu is “Werf 't-Kromhout” nog de enige werf in dit deel van de stad.
De werf
De familie Goedkoop kocht de werf in 1870 om hun stoomsleepboten te kunnen onderhouden. Rond 1900 werd in de nieuw gebouwde 2e overkapping een machinefabriek ingericht waar de eerste Kromhoutmotoren ontwikkeld werden. Nadat het bedrijf naar Amsterdam-noord verhuisd was is onder nieuwe eigenaren het repareren en teren van schepen voortgezet tot 1970.
In 1973 neemt de “Stichting Werf 't-Kromhout” het terrein over en een jaar later wordt de “Vereniging Vrienden van de werf 't-Kromhout” opgericht en deze wordt de schatbewaarder en eigenaar van de collectie en de inventaris. Het terrein en de gebouwen worden in 1996 overgenomen door het Amsterdams Monumentenfonds. Drie jaar later fuseert dit fonds met de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel. De nieuwe naam wordt Stadsherstel Amsterdam NV.
De stichting heeft de werf en de gebouwen in erfpacht. Het beheer van het museum heeft Stadsherstel overgedragen aan de vereniging die in 2012 zijn naam heeft veranderd in “Vereniging Museum 't-Kromhout. De exploitatie van de scheepswerf in de westhal is juridisch gescheiden van de motorenhal waarin het Museum 't-Kromhout is gevestigd.